Preek – voorlaatste keer

SLOTZONDAG 7 JULI 2024 OM 9.30 UUR IN OUDWOUDE
OPENLUCHTDIENST BIJ HÛSTERWÂLD
Derde zondag van de zomer

De dienst is te volgen via: https://www.kerkomroep.nl/#/kerken/11138

Thema: ‘Op reis’

Lezingen uit de Bijbel: Handelingen 11: 19-36 en Marcus 5: 22-43

beste jongeren en ouderen,
samen gemeente van Jezus Christus,

‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!’
Misschien herkent u of jij deze uitspraak wel.
Velen van ons zijn misschien wel opgevoed en gevormd met deze woorden ‘Doe maar gewoon’.
Maar de vraag is wel of we daar zo blij mee moeten zijn.
Natuurlijk is het goed om je zelf af en toe te relativeren en niet alles te zeggen en te doen wat in je opkomt.
Want dat kan niet altijd, dat kan verkeerd overkomen bij andere mensen, daardoor kun je hen pijn doen.
Maar de andere kant is: Als je zelf altijd gewoon moet doen, dan doe je jezelf misschien tekort.
Want het gevolg kan ook zijn dat alles wat anders is, niet aangepast, een andere kant uit wil, wordt afgeremd en ver­oordeeld.
Bijvoorbeeld: unieke karaktereigenschappen, bijzondere talen­ten, individuele ervaringen of heel persoonlijke behoeften.
De voetballers van Oranje moesten gisteren niet gewoon doen, maar meer dan het gewone om te kunnen winnen.
‘Doe maar gewoon’ is het machtswoord van de verplichte aanpas­sing aan de groep.
Het kan mensen verhinderen om zichzelf te worden, om naar hun eigen aard en identiteit te zoeken.
Ook al vertelt de bijbel uitdrukkelijk, dat God de mens schiep als een heel eigen individu, toch hoort iemand in onze maatschappij vooral bij een groep.
Je maakt deel uit van een gezin, familie, ras, land of kerk.
Wat dáár normaal is, wat dáár gewoon is, dát moet je zijn, dát moet je worden, dát moet je doen.
Daardoor blijft het eigen ‘ik’ van veel mensen verborgen achter de kleur van de groep.
Ik zie dat in ieder geval wel vaak gebeuren en ik herken het ook bij mezelf.
Toen ik zelf opgroeide in een klein dorp, was het altijd heel belangrijk wat andere mensen vonden en dachten.
Je moest niet te veel opvallen, je houden aan de regels, geen vreemde dingen doen.
De verwachtingen van andere mensen waren heel belangrijk.
Maar ondertussen kun je van binnen twijfelen aan jezelf,  omdat je moeite hebt te geloven in je eigen waarde.
We blijven van anderen afhankelijk en zijn daardoor heel kwetsbaar.
‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.’
Dat wordt in Nazaret eigenlijk ook tegen Jezus gezegd.
Als hij terugkomt in zijn oude woonplaats, zijn de mensen niet zo blij met wat hij zegt en doet.
Terwijl dat normaal gesproken wel zo is, als je weer thuiskomt.
Maar zo was het bij Jezus dus niet, de mensen waren niet zo blij om hem weer te zien.
Hij kon daar zelfs geen enkel wonder doen, ‘geen enkele kracht’ staat er letterlijk.
En dat is wel een grote tegenstelling met wat in het vooraf­gaande is verteld.
Daar leek het of Jezus alles kon: de storm bracht hij tot bedaren, boze geesten verjoeg hij, hij bevrijdde mensen van ziekte, en zelfs van de dood.
Maar nu staat hij machteloos, hier in Nazaret.
Ook in zijn geboortestad gaat Jezus tijdens de sabbat naar de synagoge en te midden van zijn plaatsgenoten legt hij de Schriften uit.
Zo wil hij zich verbinden met de mensen daar.
De schok en de irritaties ontstaan door de inhoud van het onderwijs.
De toehoorders staan stomverbaasd, zo wordt er verteld.
In deze woorden klinkt ergernis door, de mensen storen zich eraan..
Volgens Marcus gaan de vragen van de aanwezigen in de synagoge om de vraag waar hij zijn kracht en wijsheid vandaan heeft.
Hoe kan hij zulke bijzondere dingen doen? Hoe kan het dat hij anders is?
Dat hij zomaar een man van God is geworden?
Ze kunnen het niet plaatsen, ze kunnen het niet hebben.
Het past niet in het beeld dat ze van hem hebben gemaakt.
Het oude vertrouwde zit hen in de weg.
Hij is toch gewoon onze dorpsgenoot, onze buurjongen?
Jezus, zoon van Jozef en Maria, die we allemaal zo goed kennen?
De mensen staan vanaf het begin vijandig tegenover Jezus.
‘Doe maar gewoon. Is dat niet de timmerman? Wat verbeeldt die man zich wel?’
Je hoort je hoofd niet boven het maaiveld uit te steken.
Dat Jezus nauw verbonden is met God, dat God in hem aanwezig is, dat willen ze niet zien, daar staan ze niet voor open.
Jezus antwoordt op de vragen van de mensen uit Nazareth met een spreekwoord: ‘Een profeet wordt overal erkend behalve in zijn vaderstad.’
Het lijkt of hij daarbij niet ingaat op de vragen naar de oorsprong van zijn bijzondere krachten en gaven.
Maar dat hij zichzelf vergelijkt met een profeet is veelzeg­gend.
Een profeet staat immers aan de kant van God, spreekt in opdracht van God en roept het volk op zich te bekeren en terug te keren naar de geboden van God.
Zoals ook de profeet Ezechiël geroepen wordt om namens God te spreken tot het volk, dat niet wil luisteren en net als Jezus krijgt hij te maken met verzet.
Hij moet zeggen wat niemand wil horen, omdat het ontbreekt aan openheid.
Hij moet tot het opstandige volk woorden van God spreken.
En de kracht daarvoor krijgt hij ook van God.
De vergelijking met Ezechiël, een profeet, maakt dus duidelijk dat de krachten die Jezus doet van God komen.
Maar dat wordt niet gezien door de mensen van zijn eigen familie, van zijn eigen volk, van zijn eigen stad.
Want hij is toch maar een gewone timmerman?
De mensen hebben hun oordeel over Jezus al klaar, en daarom zien ze niet meer wie hij werkelijk is.
Ze kunnen God niet ontdekken in het leven van deze mens Jezus.
Jezus doet niet wat gewoon is, maar hij doet iets anders, meer dan het gewone.
Het bijbelgedeelte eindigt op een wonderlijke manier.
Het ongeloof van zijn plaatsgenoten blokkeert Jezus in zijn doen en laten.
Hij wordt door hen vastgezet en kan in Nazareth weinig of geen kracht laten zien.
Dit maakt duidelijk dat er altijd een wisselwerking moet zijn tussen Jezus en de mensen die hij ontmoet.
Wanneer de mensen in zijn geboortestad zich tegen hem verzetten en spottende opmerkingen maken, dan staat Jezus machteloos.
Het is nu ook weer niet zo dat hij helemaal niets kan doen, hij kan wel een paar zieken de handen opleggen en genezen.
Maar in vergelijking met de voorafgaande verhalen is het wel heel weinig.
Jezus is dus niet een tovenaar die wonderen kan verrichten waar niemand op zit te wachten, het moet van twee kanten komen.
Jezus vertrekt uit zijn vaderstad met verwondering over het ongeloof van zijn plaatsgenoten.
Voor het eerst is er sprake van ‘ongeloof’ en dat uitgerekend in zijn geboorteplaats.
Daarom gaat hij op reis, naar andere dorpen en andere mensen.
Om daar het goede nieuws te verkondigen.
Zo gaan wij misschien de komende tijd ook op reis, in de vakantietijd.
Of zijn we dat al geweest?
Waar we ook zijn, ook thuis, is het belangrijk om open te staan voor het verrassende, het nieuwe  dat we kunnen ervaren.
Ook als het om het geloof gaat worden we uitgenodigd om breder, verder te kijken dan wat gewoon is, verder dan onze eigen groep, onze gemeente.
Net als Jezus mogen we de liefde van God delen met elkaar, maar ook met anderen in onze dorpen en op de plek waar we zijn, ook in de vakantietijd.
Staan wij open voor het verrassende en vreemde in de boodschap van Jezus?
Geloven wij werkelijk dat er in ons ‘gewone’ leven iets anders, iets nieuws kan gebeuren?
Dat we diep van binnen geraakt kunnen worden door God en dat er daarom veel meer mogelijk is dan wij vaak denken?
Durven wij echt onszelf te zijn, los van alles wat gewoon is en wat anderen gewoon vinden, los van wat anderen verwachten?
En durven wij echt open te staan voor de liefde van God en daar in te geloven?
Ook als die niet zo past in ons ‘gewone’ leven?
Van ons wordt meer gevraagd dan het gewone.
Zien wij elkaar echt?
Hebben we oog voor het verrassende, voor hoe de ander werkelijk is?
Dan kunnen we ook in de ander, in elkaar Gods liefde ontdekken.
Zo waren er in het afgelopen seizoen vele bijzondere ontmoetingen in ons gemeente-zijn en die zijn er hopelijk ook in de komende tijd.
Een op het oog heel gewoon contact kan zo bijzonder zijn.
Samen iets betekenen voor het project ‘Blessed Generation’ was ook een inspirerende ervaring.
We kunnen uit Gods liefde leven en dat kan soms ook betekenen dat we het gewone doorbreken, dat we misschien iets doen wat ‘gek’ lijkt.
Dat we opkomen voor menselijkheid en recht en strijden tegen onrecht, dat we mensen die er niet bij horen juist welkom heten.
Dat we ingaan tegen wat in onze samenleving gewoon gevonden wordt, het recht van der sterkste ten koste van kwetsbare mensen en onze schepping.
Dat is niet altijd gemakkelijk, het kan ook irritatie en tegenwerking oproepen.
Maar op die manier kunnen mensen, wij wel iets van God ervaren in ons dagelijks leven.
Zo hebben wij de keuze om ons niet neer te leggen bij het zogenaamd  ‘gewone’ en het anders te doen.
Door in liefde om te zien naar onze medemens, naar elkaar.
Laten we zelf de liefde leven en doen.
Dan kunnen er ook in deze tijd wonderen gebeuren!                          

AMEN

Wilt u per e-mail reageren; klik daarvoor HIER