ZONDAG 25 AUGUSTUS 2024 OM 9.30 UUR IN WESTERGEEST
Tiende zondag van de zomer
De dienst is te volgen via: https://www.kerkomroep.nl/#/kerken/11138
Thema: ‘Wat heb je nodig?’
Lezingen uit de Bijbel: 2 Koningen 4: 42-44 en Marcus 8: 1-21
Beste jongeren en ouderen,
samen gemeente van Jezus Christus,
Wat hebben wij nodig?
Natuurlijk drinken en eten om te kunnen leven.
En kleding om te kunnen dragen.
Daarnaast een dak boven ons hoofd, een huis om ons terug te kunnen trekken en in
de winter om warmte en beschutting te vinden.
En ook geld, inkomen om in ons onderhoud te kunnen voorzien.
En zeker ook gezondheid.
Maar is dat genoeg?
Ik denk dat wij toch meer nodig hebben.
Het gaat niet alleen om materiële dingen, maar ook om meer inhoudelijke, geestelijke
dingen.
We hebben liefde nodig, vriendschap, andere mensen met wie we contact hebben.
Dat is in de corona-tijd extra duidelijk geworden.
En we hebben inspiratie nodig, kracht, bezieling, die we kunnen vinden in het geloof
maar ook op andere manieren, in muziek, in de natuur, in de ontmoeting met
anderen.
Daarom is het ook belangrijk dat we samen gemeente-zijn, om steun te hebben aan
elkaar.
Samen kun je je ervaringen delen en met elkaar uitwisselen wat je meemaakt en wat
je bezighoudt.
Het is belangrijk dat je gezien wordt en je verhaal kwijt kunt bij een ander.
Dan voel je je minder alleen, de ander leeft met je mee.
En je kunt ook de liefde van God met elkaar te delen.
Als je vanuit die liefde iets voor een ander kunt betekenen, dan krijg je er ook zelf veel
voor terug.
Over dit delen gaat het ook in de Bijbelgedeelten die we hebben gelezen.
Het teken van het delen van brood komen we vaker tegen in de bijbel.
In het boek Koningen hoorden we dat Elisa twintig broden als maaltijd voorzet aan
honderd profeten.
En Marcus vertelt in hoofdstuk acht voor de tweede keer een verhaal over een
wonderbare spijziging.
Het is een mooi verhaal, maar toch roept het ook vragen op.
Zouden we niet graag willen dat het nu ook nog zou gebeurt?
Dat mensen die in honger, armoede leven weer te eten krijgen?
Maar dat gebeurt niet, zoveel mensen in onze wereld hebben niets of weinig te eten.
Denk maar aan de kinderen in Oekraïne, Gaza, in Soedan.
En ook dichtbij in onze eigen omgeving is er armoede.
Het Bijbelverhaal lijkt ver af te staan van onze werkelijkheid.
Wat heeft het ons dan nog te zeggen?
Heel veel, denk ik.
Het verhaal staat wel degelijk midden in het leven en kan ons helpen om op een goede
manier met de vraag naar brood om te gaan.
Ook Jezus kón de vraag naar brood niet ontlopen.
Verschillende keren is hij in de verleiding gebracht om de mensen voor zich te winnen
door hen brood te geven.
Jezus wílde de vraag naar het brood ook niet ontlopen.
Hij was diep bewogen om de mensen en wilde iets aan hun nood doen.
En het hoorde bij zijn opdracht: mensen leren op de goede manier met het brood om te
gaan.
Jezus kwam niet snel en gemakkelijk tegemoet aan de primaire levensbehoeften van
mensen.
Hij heeft de verzoeking om van stenen broden te maken àfgewezen.
Hij doorzag het gevaar: de mensen zullen mijn brood wel willen, maar mij willen zij
tenslotte niet, ze willen mij niet volgen op de weg die Ik ga.
Ook het verhaal over de tweede wonderbare spijziging moeten we in dit licht lezen.
Het gaat hier niet zomaar over gewoon brood, waarmee mensen die honger hebben,
verzadigd worden.
Dit verhaal lijkt een herhaling van Marcus 6, waarin het verhaal over de eerste
wonderbare spijziging verteld wordt.
Maar naast de overeenkomsten zijn er ook duidelijke verschillen.
Marcus legt hier andere accenten, hij wil met dit verhaal iets anders duidelijk maken.
In tegenstelling tot het eerste verhaal neemt Jezus in Marcus 8 het initiatief.
Hij wijst de leerlingen op het feit dat de mensen al drie dagen bij hem zijn en al die tijd
niets te eten hebben gehad.
Die ‘drie dagen’ komen alleen in deze tweede versie voor.
In de joodse traditie speelt de derde dag een belangrijke rol.
De rabbijnen zeggen dat God de rechtvaardige mens nieter langer dan drie dagen in
nood zal laten verkeren.
En die drie dagen doen ook denken aan de drie dagen in het opstandingsverhaal.
Verder is een andere toevoeging heel belangrijk.
Er staat dat sommigen ‘van ver’ zijn gekomen.
Daarbij kan het gaan om mensen die een grote afstand hebben afgelegd.
Maar waarschijnlijk heeft deze uitdrukking een diepere betekenis: Ze komen van ver,
omdat ze geen joden maar heidenen zijn.
Dit detail dat in het eerste verhaal ontbreekt, laat ons de betekenis zien van het tweede
verhaal, dat vanmorgen centraal staat.
In het eerste verhaal wordt verteld dat Jezus de herder is van de verloren schapen van
het huis van Israël.
Het verhaal van vandaag uit Marcus 8 vult dat aan.
Jezus is er óók voor die mensen die ‘van ver komen’, de heidenen.
Hij trekt zich het lot aan van álle mensen.
Er bestaat geen barrière meer voor heidenen om deel te krijgen aan het Koninkrijk van
God.
Want zo wordt verteld: Hij heeft medelijden met de mensen die niets te eten hebben, hij
lijdt met hen mee.
De leerlingen vragen hem dan: ‘Maar hoe zou iemand hen hier, in deze verlatenheid,
van genoeg brood kunnen voorzien?’
Jezus vraagt hen dan: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’.
Ze moeten kijken naar wat ze zelf al hebben, en dat zijn zeven broden en een paar
visjes.
Hij neemt dan deze zeven broden, spreekt het dankgebed uit, breekt de broden en
geeft ze aan de leerlingen om ze aan de mensen uit te delen.
Deze handelingen doen denken aan de instellingswoorden bij het Avondmaal.
Hierdoor krijgt dit verhaal een diepere betekenis.
Want eigenlijk is er maar één brood, hij die deelt, Jezus is zelf het brood van het leven.
En dat blijkt genoeg voor iedereen, voor vierduizend mensen.
Het getal vierduizend wijst op de mensen van de vier windstreken van de aarde en zeven
is het getal van de volheid, alle mensen.
Dit verhaal heeft dus een wereldwijde strekking.
En er blijft zelfs nog over: zeven manden vol.
Met dit teken laat Jezus zien dat in Gods Koninkrijk niemand tekort komt.
Maar dat is niet het enige.
Jezus laat ook zien dat wij zelf de mogelijkheden hebben om te zorgen dat niemand
tekort komt.
Als wij bereid zijn met elkaar en met anderen te delen, dan is er veel meer mogelijk
dan wij zelf denken.
Wij verwachten vaak heel veel van God en als dan niet gebeurt wat wij graag willen,
raken we wel eens teleurgesteld.
Maar kunnen we zo gemakkelijk de nood van de wereld in Gods schoenen schuiven?
Ik denk dat wij de verantwoordelijkheid hebben gekregen om zelf iets te laten zien
van Gods Koninkrijk.
Dat lijkt misschien heel moeilijk.
Want als we om ons heen kijken, dan zijn de problemen heel groot.
Er is zoveel armoede en onrecht, zowel dreiging, geweld en aantasting van het milieu,
zoveel eenzaamheid en verdriet.
Wat kunnen wij daar nu aan doen? Het lijkt een druppel op een gloeiende plaat.
Maar dit verhaal over de wonderbare broodvermenigvuldiging wil ons bemoedigen in
ons geloof.
Eigenlijk wordt er tegen ons gezegd: Laat je niet verlammen door de grote
problemen, maar begin gewoon bij wat er wèl is: de één heeft dit, de ander dat.
Gewoon vertrouwen, ons hart volgen, iets doen met onze mogelijkheden en delen van
wat we hebben.
Onszelf uit liefde inzetten.
En hoe weinig we ook denken te hebben, als we onszelf geven, dan blijkt dat heel veel
te zijn, genoeg.
De één kan goed de handen uit de mouwen steken, de ander kan goed luisteren,
samen kun je zoveel betekenen.
En we kunnen heel dichtbij huis beginnen.
Overal zijn mensen op zoek naar een houvast, naar vaste grond onder hun voeten.
Overal zijn mensen in nood, wachtend op een medemens die hen ziet en hoort.
Het zijn vaak de kleine dingen die het doen: belangstelling voor elkaar, meeleven, een
teken van aandacht.
Ook als je kijkt naar de taken die op je afkomen in het leven, dan denk je vaak dat je
niet goed genoeg, niet moedig genoeg bent, dat je in van alles tekortschiet.
En toch, als we gewoon onszelf proberen te zijn, dan kunnen we het ervaren.
Het weinige dat we kunnen geven, ontvangen we in veelvoud terug, manden vol!
Wij mensen leven niet van brood alleen, maar van het delen van het brood, van liefde
die zichzelf op het spel zet.
Jezus is ons daarin voorgegaan.
Hij heeft zichzelf gegeven om zo alle mensen te laten delen in Gods liefde.
Van zijn liefde kunnen wij nog altijd leven en die ook weer uitdelen aan anderen.
Maar dit is nog niet hele verhaal, er komt nog iets achteraan in het evangelie.
Wanneer Jezus de mensen verzadigd naar huis gestuurd heef, gaat hij weer in de boot
op weg naar het gebied van Dalmanuta.
En daar aangekomen wordt hij onmiddellijk lastiggevallen door de Farizeeërs.
Zij verlangen een teken uit de hemel om hem op de proef te stellen.
Alles wat er is gebeurd, heeft op hen geen enkele invloed.
Ze hebben geen oog voor de mensen en staan niet open voor het teken van het brood,
waarmee Jezus iedereen heeft gevoed.
Jezus weigert hen een ander teken te geven en gaat daarom weg, hij stapt in de boot
en vaart naar de overkant.
En dan horen we opnieuw van brood.
De leerlingen zijn vergeten brood mee te nemen en maken zich ongerust.
Toch hebben ze ‘één brood’, zo staat er.
Het kan niet anders of Marcus verwijst hiermee naar Jezus die zelf dat ene brood is,
het brood van het leven.
De leerlingen hebben blijkbaar ook nog niets geleerd van de broodvermenigvuldiging.
Het is om moedeloos van te worden.
Jezus noemt hen hardleers, ze hebben hun oren en ogen gesloten voor de tekenen om
hen heen.
Hij verwijst naar de manden brood die ze na het breken hebben opgehaald.
‘Begrijpen jullie het dan nog niet?’
En die vraag wordt ook aan ons gesteld, vandaag.
Begrijpen wij het wel, of misschien soms ook niet? Wat hebben wij daarvoor nodig?
Het is tegelijk een oproep om met open ogen en open oren in het leven te staan om de
tekenen van Gods liefde te zien.
Het gaat erom dat wij iets doen met onze eigen mogelijkheden en Gods liefde uitdelen
aan anderen, want dan wordt de liefde steeds meer.
Jezus heeft zichzelf gegeven als brood voor het leven.
En zo kunnen wij onszelf ook geven aan elkaar.
Wat hebben wij nodig?
Dat wordt duidelijk in een gedicht, een geloofsbelijdenis van Gerard van Holstein:
Ik geloof niet dat ik echt gelukkig word
wanneer ik alleen maar aan mezelf denk.
Maar ik geloof,
dat samen delen en zorgen voor elkaar
de weg is naar geluk.
Ik geloof niet
dat zoveel mogelijk bezitten
me echt rijk maakt.
Maar ik geloof,
dat de echte rijkdom
te vinden is in de onderlinge zorg en liefde.
Ik geloof in God,
die alle mensen een goed leven gunt
en die hoopt
dat wij elkaar daarbij helpen.
AMEN
Wilt u per e-mail reageren; klik daarvoor HIER