Preek – laatste keer

EERSTE PAASDAG 31 MAART 2024 9.30 UUR IN OUDWOUDE

De dienst is te volgen via: https://www.kerkomroep.nl/#/kerken/11138

Thema: ‘Waar ben je?’

Lezingen uit de Bijbel: Jesaja 25: 6-9 en Johannes 20: 1-18

Beste jongeren en ouderen,
samen gemeente van Jezus Christus,

Hebt u, heb jij, dat ook zelf ervaren in uw of jouw eigen leven.
Dat het Pasen wordt, dat er licht is door het donker heen, dat we weer kunnen opstaan?
Dat we bevrijd worden uit het donker van alles wat ons gevangen houdt en dat er door de angst en de dood heen een weg is om te gaan?
Soms maken we van alles mee in ons leven, ziekte, zorg, verdriet.
En de wereld van vandaag kan je ook moedeloos maken, alle onrust en geweld..
Dan kan de angst je soms blijven achtervolgen.
Zo kunnen wij soms ook ervaren, dat we niet weten hoe we verder moeten.
Maar het is dan belangrijk hoop te houden en uit te zien naar tekenen van licht.
Die zijn er soms toch, alleen soms op een andere manier dan we verwachten.
Het gaat er dan wel om of we daarvoor open blijven staan.
Dan kan het gebeuren dat we op een dood punt soms toch heel verrassend weer licht ontdekken en verder kunnen.
Doordat je ervaart dat je er niet alleen voor staat, dat God er is en dat er mensen zijn die naast je staan.
En dat je daardoor kunt opstaan uit alles wat je gevangen houdt en wat je in de weg zit om echt te leven.
Dat je kunt opstaan uit alle doodsheid en wanhoop.
Want de dood heeft niet het laatste woord, zoals Jesaja al vertelt dat God de dood teniet doet.
Hij richt voor alle volken een feestmaal aan.
Op die dag zal men zeggen: Hij was onze hoop.
Want Hij wist de tranen van elk gezicht.
Dat is ook de ervaring die we horen in het Paasevangelie.
Ook daar gaat het erom dat het onze eigen ervaring kan worden, dat het Pasen wordt in ons leven.
Een regel uit een gedicht zegt het zo: ‘‘Met Pasen vieren we niet alleen de opstanding van Christus, maar ook onze eigen verrijzenis.’
Pasen blijft in de Bijbel een mysterie, een geheim.
Er wordt niet precies beschreven wat er is gebeurd.
Maar wat wel duidelijk is: de leerlingen van Jezus hebben ervaren dat het niet over was na zijn dood, dat Jezus nog steeds in hun midden was.
Wat hij geleerd en gedaan had was niet dood, het ging door in hen en het gaat nog steeds door in ons.
Iemand die dat op een heel bijzondere manier heeft ervaren is Maria.
Maria hoorde tot de kring van de leerlingen.
Zij was Jezus vanuit Galilea gevolgd.
En zij was hem altijd trouw gebleven, ook toen het moeilijk werd.
Zij stond onder aan het kruis, toen de andere leerlingen hem in de steek hadden gelaten.
Na die Goede Vrijdag is er in haar binnenste iets gebroken, er was alleen maar diep verdriet.
En natuurlijk wil ze naar het graf, om het dode lichaam te kunnen verzorgen, het enige dat ze nog voor Jezus kan doen.
Ze denkt dat ze haar beminde rabbi voorgoed kwijt is en daarmee is voor haar eigenlijk alles weggevallen.
En nu ontdekt ze dat ook nog het lichaam van Jezus uit het graf is weggehaald, zelfs dat is haar ontnomen.
Ze zal gedacht hebben: ‘Waar ben je?’
En ze vertelt dat eerst aan de andere leerlingen, twee van hen gaan het ook bekijken en dan komt Maria weer terug.
Tot vier keer toe wordt in het verhaal verteld dat ze huilt.
Dat is opvallend, haar verdriet wordt niet ontkend.
Ik denk dat dit voor ons herkenbaar is, omdat we het uit eigen ervaring kennen.
Het kan ons doen denken aan onze eigen momenten van verlies en teleurstelling.
Verdriet om een naaste die er niet meer is, heel vaak wordt daar in de volksmond over gezegd dat het niet te lang moet duren en dat je snel de draad weer op moet pakken.
Maar in werkelijkheid is rouwen een zoektocht in een land waar je de weg niet kent, zoals de titel luidt van een boekje daarover van ds. Carel ter Linden.
Het kan tijden duren voordat de draad van het leven je niet meer zo door de vingers glipt.
Ook het verdriet van Maria mag er zijn.
Er wordt niet tegen haar gezegd dat ze niet mag huilen.
Dat moet je nooit tegen iemand zeggen.
Er staat iets anders: ‘Vrouw, waarom huil je?’ zeggen de twee engelen bij het graf
Die vraag doet recht aan haar verdriet.
Dit verdriet is eigenlijk ook een uiting van protest en verzet dat deze dood niet het einde is, niet mag en kan zijn.
Maar zover is Maria nog niet.
In haar antwoord gaat ze helemaal niet uit van een nieuw begin: ‘Zij hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet waar zij hem hebben neergelegd.’
Maar het bemoedigende is dat het verhaal niet in het verdriet blijft steken.
Het gaat verder.
Haar verdriet wordt als het ware opengebroken.
En dat gebeurt op een heel wonderlijke manier.
Dat de steen van het graf is weggenomen maakt op haar geen indruk.
En dat er twee opvallend in het wit geklede engelen, boodschappers aanwezig zijn, dat doet haar niets.
Ze is nog helemaal bevangen door haar verdriet.
Ze herkent in de tuinman ook niet Jezus.
In dit verhaal, dat begon in het donker, kun je voortdurend terugdenken aan het
scheppingsverhaal in Genesis.
In het donker maakte God licht; in een doodse duisternis maakte hij het leven.
Het begon met een mens in een tuin, de hof van Eden.
En nu?
Nu is er opnieuw een mens.
In het ochtendlicht, in de tuin.
Heel betrokken herhaalt de tuinman de vraag van de engelen: ‘Vrouw, waarom huil je?
Daardoor kan Maria met haar verhaal komen.
Maar haar ogen gaan pas open, als zij wordt aangesproken bij haar naam: Maria.
Nu breekt het licht door en zij antwoordt zonder aarzeling: ‘Rabboeni, meester.’
Waar ben je?
Nu weet ze waar Hij is, ze heeft Hem gevonden!
De herkenning gebeurt dus niet door het zien van een leeg graf, maar door het horen van de stem die haar roept bij haar naam.
En wordt een beroep op haar gedaan en dat brengt haar in beweging.
Zij is bevrijd van de steen van verdriet en gemis op haar hart.
Dat is Pasen: de ontdekking dat de steen is weggerold, hoe zwaar en groot hij ook mag zijn geweest.
Je bent bevrijd van de steen van de last die je op je drukt, van alles waardoor je vast zit en niet vrijuit kunt leven.
Paasgeloof is geloof in een weggerolde steen, in een leven dat tot bloei kan komen.
Zo kan Maria door de ontmoeting met Jezus weer opnieuw gaan leven.
En natuurlijk wil ze dat moment graag vasthouden.
Zoals wij dat ook graag willen met bijzondere momenten.
Maar dat kan dus niet, Jezus zegt tegen haar: ‘Houd me niet vast, maar ga naar mijn broeders en zusters.’
Maria moet ook leren om los te laten, ze moet nu zelf op eigen benen staan en gaan leven uit de liefde van Jezus.  
Dat geldt voor elke relatie: de liefde kan alleen standhouden, als je elkaar niet krampachtig vasthoudt maar elkaar de ruimte geeft om zelf je weg te zoeken en zo tot bloei te komen.
Zo wordt Maria bevrijd van de steen van verdriet op haar hart en kan ze opstaan om echt te leven en op weg te gaan.
Want het verhaal eindigt ermee dat ze naar de andere leerlingen gaat en hen vertelt wat ze heeft meegemaakt.
Zo wordt het Pasen in haar leven en kan ze opstaan uit haar verdriet.
En dat kan met ons allemaal gebeuren.
Want dat is de bedoeling van Paasevangelie: dat wij erdoor worden geraakt en dat het met ons verder gaat.
We komen zelf in het verhaal voor.
We kunnen onszelf afvragen, wat is er in mijn leven dat mij gevangen houdt, wat mij bang maakt, wat zwaar drukt op mijn hart, wat mij pijn doet?
Het is niet de bedoeling dat we daarin gevangen blijven zitten, opgesloten in ons onvermijdelijke verdriet.
We worden uitgenodigd en geroepen om telkens weer weg te trekken uit onze beklemming en angsten en om mee te doen aan wat in Jezus naar ons toekomt.
Ook vandaag kunnen we iets van Pasen zien en ervaren.
In mensen die niet in hun teleurstelling of verdriet blijven zitten, maar zich laten meenemen op de weg van Jezus, de weg van liefde tot het uiterste.
Ook in ons eigen leven kan het Pasen worden.
Als we de moed hebben om op te staan uit alles wat ons in de weg zit, om op te staan tot een nieuw leven.
En als gemeente kunnen we steeds weer Pasen laten zien.
Door in beweging te komen en Gods licht door te geven.
Door te vertrouwen op de mogelijkheden die wij hebben om de liefde van Jezus handen en voeten te geven, concreet te maken.
En ook om op te staan tegen alles wat het leven bedreigt en onmenselijk maakt.
Op te staan tegen de vooroordelen en haat, tegen de minachting en het onrecht.
Pasen betekent een nieuw begin, licht in het donker, leven door de dood heen.
Ook in ons kan Pasen zichtbaar worden als een vlam van hoop.
Zo is voor een ieder van ons een nieuw begin mogelijk.
Zoals Marijke de Bruijne het zo mooi heeft gedicht in het oratorium ‘Als de graankorrel sterft’:

Opnieuw geboren, opgestaan
voorgoed veranderd, opgericht,
door angst en sterven heengegaan
zien wij opnieuw het leven aan,
geschenk dat groot en kostbaar is.

Opnieuw geboren, opgestaan,
bezocht, gelouterd en onthecht,
in kou en duisternis gewacht,
lang vastgehouden in een nacht
die ongedacht weer ochtend werd.

Opnieuw geboren, opgestaan!
mijn wapens had ik weggelegd,
zo klein en kwetsbaar stond ik daar,
bereid om elke weg te gaan,
ja toen, toen ben ik opgestaan

AMEN